NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Malmberg
Taalblokken Duits
A1-A2 Werkboek en Online
TBDU-A1-K3-02 Gespräche führen
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
eine Zugfahrkarte kaufen
=
een treinticket kopen
Ich möchte eine Fahrkarte nach Schwerin, bitte.
=
Ik wil graag een ticket naar Schwerin, alstublieft.
Wann möchten Sie fahren?
=
Wanneer wilt u gaan?
Am Donnerstag, den 17. Oktober am Vormittag, bitte.
=
Op donderdag 17 oktober, 's ochtends graag.
Vormittags also.
=
's Ochtends dus.
Mal sehen.
=
Even kijken.
Es fährt ein Zug um 7.23 Uhr.
=
Er gaat een trein om 7.23 uur.
Also muss ich nicht umsteigen?
=
Dus ik hoef niet over te stappen?
Nein, das müssen Sie nicht.
=
Nee, dat hoeft u niet.
Dann nehme ich den Zug halb 11.
=
Dan neem ik de trein van half 11.
Und wann kommt der Zug in Schwerin an?
=
En hoe laat komt de trein aan in Schwerin?
Der Zug kommt um 14.45 Uhr in Schwerin an.
=
De trein komt om 14.45 uur aan in Schwerin.
Möchten Sie einen Sitzplatz reservieren?
=
Wilt u een zitplaats reserveren?
Und möchten Sie eine Rückfahrkarte?
=
En wilt u een retourticket?
Sie kostet 43,80 Euro.
=
Die kost 43,80 euro.
Gute Reise.
=
Goede reis.
das Gleis
=
het spoor
eine Metrofahrkarte kaufen
=
een metroticket kopen
Guten Morgen, kann ich Ihnen helfen?
=
Goedemorgen, kan ik u helpen?
Ja, guten Morgen, haben Sie auch Tageskarten für die Metro?
=
Ja, goedemorgen, heeft u ook dagkaarten voor de metro?
Natürlich. Eine Tageskarte kostet 4 Euro.
=
Natuurlijk. Een dagkaart kost 4 euro.
Nur 4 Euro? Das ist aber billig.
=
Maar 4 euro? Dat is echt goedkoop.
Wie viele Tageskarten möchten Sie kaufen?
=
Hoeveel dagkaarten wilt u kopen?
Drei Stück bitte.
=
Drie stuks alstublieft.
Das macht dann zusammen 12 Euro.
=
Dat is 12 euro bij elkaar.
Bitte, hier sind 12 Euro und vielen Dank.
=
Alstublieft, 12 euro en bedankt.
Gern geschehen und auf Wiedersehen.
=
Graag gedaan en tot ziens.
nach dem Weg fragen
=
naar de weg vragen
Entschuldigung,
=
Pardon,
Wo ist das italienische Lokal?
=
Waar is het Italiaanse restaurant?
Das weiß ich leider nicht.
=
Dat weet ik helaas niet.
Schade, danke schön.
=
Jammer, bedankt.
Ich suche eine coole Bar hier.
=
Ik zoek een hippe bar hier.
Da läufst du geradeaus,
=
Dan loop je rechtdoor,
dann rechts.
=
dan rechts.
Neben der Sparkasse ist eine Bar.
=
Er is een bar naast de bank.
der Bahnhof
=
het treinstation
Der ist in dieser Richtung.
=
Die is deze richting uit.
100 Meter geradeaus
=
100 meter rechtdoor
die erste Straße links
=
de eerste straat naar links
direkt neben der Metzgerei
=
direct naast de slagerij
Dann sind Sie da.
=
Dan bent u er.
Wie komme ich zur Metrostation?
=
Hoe kom ik bij het metrostation?
die nächste Haltestelle
=
de dichtstbijzijnde halte
Gehen Sie hier nach rechts.
=
Gaat u hier naar rechts.
Gehen Sie dann geradeaus.
=
Gaat u vervolgens rechtdoor.
Auf der rechten Seite sehen Sie ...
=
Aan de rechterkant ziet u...
tippen
=
tikken
anschließend
=
aansluitend
der Fahrkartenautomat
=
de ticketautomaat
Kannst du mir helfen?
=
Kun je mij helpen?
Ich brauche eine Fahrkarte.
=
Ik heb een treinticket nodig.
Die kannst du am Automaten kaufen.
=
Die kun je bij de automaat kopen.
Wie funktioniert der Automat?
=
Hoe werkt de automaat?
Warte, ich helfe dir.
=
Wacht, ik help je.
Wohin möchtest du denn fahren?
=
Waar wil je naartoe?
Zuerst tippst du hier Bremen ein.
=
Eerst tik je hier Bremen in.
Dann wählst du eine Abfahrtszeit.
=
Dan kies je een vertrektijd.
Danach wählst du einen Zug.
=
Vervolgens kies je een trein.
Dann bezahlst du noch.
=
Dan betaal je nog.
Zuletzt bekommst du hier deine Fahrtkarte.
=
Ten slotte krijg je hier nog je ticket.
Das ist einfach.
=
Dat is gemakkelijk.
das Einkaufszentrum
=
het winkelcentrum
Fragen stellen
=
vragen stellen
Was?
=
Wat?
Wo?
=
Waar?
Wer?
=
Wie?
Wie?
=
Hoe?
Wohin?
=
Waarheen?
Wann?
=
Wanneer?
bezahlen
=
betalen