NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Malmberg
Taalblokken Duits
B1 Gespräche führen Online
B1 Gespräche führen Lektion 1
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
Wie war dein Wochenende?
=
Hoe was jouw weekend?
Schön./ Gut./ Ruhig./ Anstrengend.
=
Mooi./ Goed./ Rustig./ Vermoeiend.
Was hast du am Wochenende gemacht?
=
Wat heb je in het weekend gedaan?
Wie war's?
=
Hoe was het?
Ich habe morgens lange geschlafen.
=
Ik heb 's ochtends lang geslapen.
Ich habe abends gefeiert.
=
Ik heb 's avonds gefeest.
Ich war auf einer Geburtstagsfeier.
=
Ik was op een verjaardagsfeestje.
Wir haben einen anstrengenden Ausflug gemacht.
=
We hebben een vermoeiend uitstapje gemaakt.
Übers Wochenende war ich immer unterwegs.
=
Gedurende het weekend was ik op stap.
Wie war dein Urlaub?
=
Hoe was je vakantie?
Wo bist du hingegangen?
=
Waar ben je naar toe gegaan?
Wie lange bist du in den Ferien gewesen?
=
Hoe lang ben je op vakantie geweest?
Was hast du tagsüber gemacht?
=
Wat heb je overdag gedaan?
Was hast du abends gemacht?
=
Wat heb je 's avonds gedaan?
Ich habe einen Strandspaziergang gemacht.
=
Ik heb een strandwandeling gemaakt.
Ich bin nach Griechenland in die Ferien gefahren.
=
Ik ben naar Griekenland op vakantie geweest.
Ich habe geschwommen / Städte besucht.
=
Ik heb gezwommen / steden bezocht.
Das Wetter war heiß / kalt.
=
Het weer was warm / koud.
Wirklich toll. Ich habe mich gut amüsiert.
=
Echt geweldig. Ik heb me goed geamuseerd.
wirklich toll
=
echt geweldig
Also echt!
=
Echt waar!
überhaupt nicht
=
helemaal niet
also wirklich
=
maar echt
Doch, natürlich!
=
Jawel, zeker!
Aber, hör mal!
=
Maar, luister eens!
natürlich
=
natuurlijk
übrigens
=
overigens
unheimlich
=
akelijk
die Insel
=
het eiland
Hier ist der Teufel los!
=
Er is een gekkenboel hier!
unglaubliche
=
ongelofelig
die Bergwanderung
=
de bergwandeling
ewig
=
eeuwig
klettern
=
klimmen
drauβen
=
buiten
versprechen
=
beloven
längst
=
allang
die Jugendliteratur
=
de jeugdliteratuur
Erzähl doch mal.
=
Vertel eens.
Wir haben alles zu Fuß gemacht.
=
We hebben alles te voet gedaan.
Ich bin mit Freunden in Amsterdam gewesen.
=
Ik ben met vrienden in Amsterdam geweest.
In der Altstadt gibt es viele schöne Geschäfte und ein Kino.
=
In de oude binnenstad zijn veel mooie winkels en een bioscoop.
Du kannst den Hafen mit den wunderschönen Schiffen besichtigen.
=
Je kunt de haven bekijken met de prachtige schepen.
Im Zentrum gibt es viele alte Gebäude und Grachten.
=
In het centrum zijn veel oude gebouwen en grachten.
Es gibt hier viele Diskotheken und dufte Clubs.
=
Er zijn hier veel discotheken en hippe clubs.
Ich möchte gerne mit dem Rundfahrtboot über die Grachten fahren.
=
Ik wil graag een tochtje met de rondvaartboot op de grachten maken.
Das gibt es hier alles zu sehen.
=
Dat is hier allemaal te zien.
Am schönsten finde ich das alte Theater.
=
Het leukste vind ik het oude theater.
Am Wochenende ist hier ein tolles Musikfestival.
=
Dit weekend is hier een te gek muziekfestival.
Ich möchte dich gern einladen.
=
Ik wil jou uitnodigen.
Ich möchte Sie gern einladen.
=
Ik wil u uitnodigen.
Darf ich dich zum Essen einladen?
=
Mag ik jou voor het eten uitnodigen?
Darf ich Sie zu meiner Geburtstagsfeier einladen?
=
Mag ik u voor mijn verjaardagsfeest uitnodigen?
Danke, ich komme gern.
=
Bedankt, ik kom graag.
Danke, ich gehe gern mit.
=
Bedankt, ik ga graag mee.
Ja, gern.
=
Ja, graag.
Nein, danke.
=
Nee, bedankt.
Es tut mir Leid, aber ich habe schon etwas Anderes vor.
=
Het spijt me, maar ik heb al een andere afspraak.
Das ist ein indonesisches Restaurant.
=
Dat is een indonesisch restaurant.
Mögen Sie scharfes Essen?
=
Houd u van heet eten?
Ja am liebsten esse ich griechisch.
=
Ja het liefst eet ik Grieks.
Ich kann Ihnen ein paar Tipps geben.
=
Ik kan u een paar tips geven.
Könnten Sie mir noch ein paar Tipps geben?
=
Zou u mij nog een paar tips kunnen geven?
Amsterdam hat viel zu bieten.
=
Amsterdam heeft veel te bieden.
Wo kann ich am besten hin.
=
Waar kan ik het best heen gaan?
Warten Sie, ich habe hier einen Stadtplan dabei.
=
Wacht u even, ik heb een plattegrond bij me.
Können Sie mir das darauf zeigen.
=
Kunt u mij dat laten zien?
Sie können zu Fuß zum Leidseplein laufen.
=
U kunt ter voet naar het Leidseplein gaan.
Ist gut, vielen Dank schon mal.
=
Is goed, alvast bedankt.