Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • eine Nachricht entgegennehmen = een boodschap aannemen
  • anwesend sein / da sein = aanwezig zijn
  • die Rufnummer = het abonneenummer
  • der Nachname / der Familienname = de achternaam
  • die Adresse = het adres
  • abhängen von = afhangen van
  • der Termin = de afspraak
  • einverstanden sein = akkoord zijn / gaan
  • nur / bloß = alleen maar
  • die Antwort = het antwoord
  • vielen Dank / danke sehr = bedankt
  • verstehen / begreifen = begrijpen
  • erreichen = bereiken
  • unter der Nummer = op het nummer
  • die Nachricht = het bericht / de boodschap
  • die Besprechung = de bespreking
  • in einer Besprechung sein = in een bespreking zijn
  • am besten, Sie ... = het beste is, dat u ...
  • besetzt sein = bezet zijn (telefoon)
  • außer Haus sein = buitenshuis zijn
  • der Chef = de chef (man)
  • die Chefin = de chef (vrouw)
  • der Kollege = de collega (man)
  • die Kollegin = de collega (vrouw)
  • der Dank = de dank
  • herzlichen Dank = hartelijk dank
  • das Datum = de datum
  • die Leitung = de lijn (telefoon)
  • ausrichten = doorgeven
  • verbinden mit / weitervebinden mit = doorverbinden met
  • dringend = dringend
  • deutlich / klar = duidelijk
  • vorgestern = eergisteren
  • am Ende = aan het einde
  • die / das E-Mail = de e-mail
  • die E-Mailadresse = het e-mailadres
  • das macht nichts / das ist nicht schlimm = dat is niet erg
  • zu Tisch sein = aan het eten zijn
  • kurz / mal = even
  • das geht / das ist möglich = dat kan / dat gaat
  • es handelt sich um / es geht um = het gaat over
  • zuständig sein für = gaan over (verantwoordelijk zijn)
  • werden = gaan (iets gaan doen, b.v. ik ga bellen)