Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • die Pause = de pauze
  • der Wohnort = de woonplaats
  • die Postleitzahl = de postcode
  • genau = precies
  • versuchen / probieren = proberen
  • etwas zum Schreiben nehmen = iets om te schrijven nemen
  • Entschuldigung / entschuldigen Sie = sorry
  • buchstabieren = spellen
  • es tut mir leid = ik vind het spijtig / jammer
  • bald = spoedig
  • Deutsch sprechen = Duits spreken
  • telefonieren = telefoneren
  • gerade telefonieren = aan het telefoneren zijn
  • das Telefongespräch = het telefoongesprek
  • der Anruf = het telefoontje
  • zurück sein = terug zijn
  • zurückrufen / noch einmal anrufen = terugbellen
  • Unterstrich = underscore (bij e-mail)
  • Stunde(n) = uur (tijdsduur)
  • Uhr = uur (tijdstip)
  • der Urlaub = vakantie (als je werkt)
  • die Ferien = vakantie (als je naar school gaat)
  • ab = vanaf (tijdstip)
  • heute Abend = vanavond
  • heute Nachmittag = vanmiddag
  • heute Morgen = vanmorgen
  • selbstverständlich = vanzelfsprekend
  • die Verbindung = de verbinding (telefoon)
  • weiterhelfen = verder helpen
  • sich freuen auf (+ 4) = zich verheugen op
  • verstehen = verstaan
  • verschieben auf (+ 4) = verzetten naar (afspraak)
  • bitten ( + 4) = verzoeken (om iets te doen)
  • recht sein (+ 3) = iets goed vinden
  • nächst = volgend
  • fragen (+ 4) = vragen (om iets te weten)
  • wenn = wanneer (voorwaarde)
  • wann = wanneer (tijdstip)
  • wie = wat (bij naam, adres)
  • auf Wiederhören = tot wederhoren
  • die Woche = de week
  • wissen = weten
  • Bescheid sagen = laten weten
  • die Geschäftsreise = de zakenreis
  • bitte sehr = zegt u 't maar
  • auf Wiedersehen / auf Wiederhören = tot ziens (formeel)
  • tschüss = tot ziens / doei
  • sobald = zodra