Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • s’étendre = zich uitstrekken
  • l’explorateur = de ontdekkingsreiziger
  • rocheux = rotsachtig
  • le sirop d’érable = de ahornsiroop
  • une cabane = een hut
  • un bâton = een stok
  • la lutte = de strijd
  • un feu = een brand
  • intervenir = in actie komen
  • éteindre = blussen
  • le tour du monde = de wereldreis
  • terminer = eindigen
  • être originaire de = afkomstig zijn uit
  • il y a cinq mois = vijf maanden geleden
  • s’installer à = zich vestigen in
  • le petit job = het bijbaantje
  • la serveuse = de serveerster
  • bilingue = tweetalig
  • manquer = missen
  • évidemment = uiteraard
  • se plaindre = klagen
  • un avantage = een voordeel
  • à taille moyenne = middelgroot
  • au niveau de = wat betreft
  • sainement = gezond
  • les nuages = de wolken
  • les éclaircies = de opklaringen
  • la pluie = de regen
  • le vent = de wind
  • bronzer = bruin worden
  • l’environnement = het milieu
  • devoir quelque chose à quelqu’un = iemand iets schuldig zijn
  • un client = een klant
  • se cacher = zich verstoppen
  • grimper = klimmen
  • tuer = doden
  • une dizaine = een tiental
  • un millier = een duizendtal
  • imperméable = waterdicht
  • éclairé = verlicht
  • fatigué = moe
  • la distance = de afstand
  • le clair de lune = de maneschijn
  • se réchauffer = zich opwarmen